Groene gebiedsontwikkeling
Aandachtspunten bij het realiseren van zon- en windenergie in het landelijk gebied
29 augustus 2022
Het realiseren van zonne- en windenergie in het landelijk gebied ontmoet vrijwel altijd weerstand bij omwonenden. Hoe dan te werk te gaan? Hiervoor bestaat geen eenduidig recept. Onder andere de volgende aspecten verdienen in elk geval zorgvuldige aandacht:
- Het startpunt: vanuit welke besluit handelt het college van B&W. Gezien de grote controverse die gepaard gaat met het zoeken naar geschikte locaties voor zonne- en windenergie lijkt een breed gedragen raadsbesluit wenselijk. Ook van belang is hoe dit tot stand gekomen is. Maar ook daarna kan nog altijd behoefte bestaan aan een gesprek over dat besluit.
- De rol en de invulling van het participatieproces – het relevante gesprek dat gevoerd gaat worden is van groot belang. Belanghebbenden en vooral tegenstanders zijn vaak vooral gebaat bij een zo breed mogelijk ingezette vraagstelling. Voor de gemeente kan dat leiden tot vertraging en herhaling van zetten. De kunst is om dit laatste te voorkomen en tegelijk opening te bieden om alle relevante aspecten bij grootschalige opwek in het buitengebied aan bod te laten komen.
- Historie: Wat heeft zich al afgespeeld en hoe ga je daarmee om? Bij de zoektocht naar geschikte locaties voor wind- en zonne-energie is vrijwel altijd sprake van eerdere contacten tussen gemeente en belanghebbenden. Vaak is er sprake van oud zeer en beschadigd vertrouwen. Het is van belang om eerst de tijd te nemen om aan de relatie te werken, om daarna constructief in gesprek te kunnen komen met elkaar.
- Een goede timing van de start van een zoektocht naar geschikte locaties voor zonne- en windenergie in het landelijk gebied is cruciaal. Naderende raadsverkiezingen kunnen de basis voor gesprek aan het wankelen brengen. Dat geldt ook voor rechtelijke uitspraken over bijvoorbeeld geluidscontouren. Wachten tot er wel duidelijkheid is, kan veel discussie voorkomen of wegnemen.
- Goede voorbeelden in de nabije omgeving: Goed voorbeeld doet volgen en kan stimulerend werken in de discussies over de landschappelijke impact. Voor windturbines geldt dat de impact van de hoogte op het landschap moeilijk in te schatten is. Voor zonne-velden is de inpassing in het landschap en uit het zicht houden van omwonenden en recreanten weer cruciaal. Belangrijk punt is ook de mogelijkheid voor meervoudig grondgebruik voor recreatie en natuur.
- Medestanders voor duurzame opwek: Lokale energiecoöperaties kunnen steun bieden of zelfs het voortouw nemen. Benut hun kennis, netwerk en ervaring. Gezien de voorwaarde uit het klimaatakkoord van 50 procent lokale deelname zelfs onontbeerlijk en een mooi startpunt voor burgerparticipatie.
- Gebiedsontwikkeling als aanpak: Benut kansen om het realiseren van zon- en windenergie in een breder kader te plaatsen van het te ontwikkelen gebied. Welke wensen leven er vanuit de omgeving om de leefkwaliteit te verbeteren en kunnen die dan tegelijk worden meegenomen.
Meer weten? Mail hans@waardevolgroen.nl
Verticale ruimte voor de rivier vraagt om een kanteling van denken
5 oktober 2021
Verticale ruimte voor de rivier
De makers van TU Delft DeltaLinks presenteerden op 5 oktober j.l. in een webinar het nieuwe concept Verticale ruimte voor de rivier. Het gaat hierbij om een waterpeilstijging van tenminste 10 centimeter om zo de ontwikkeling van natuur met veel bos in de uiterwaarden mogelijk te maken. Bomen zorgen namelijk voor stuwing van het water en verhogen dus het waterpeil. Uit modelberekeningen van TU Delft Deltalinks blijkt dat die opstuwing prima door dijkverhoging is op te vangen in het lopende dijkversterkingsprogramma: een eerste modelberekening laat zien dat de extra dijkversterkingskosten ongeveer even hoog zijn als de besparing op veiligheidsbeheerkosten.
Kappen met kappen
In de huidige praktijk is bij het beheer vooral sprake van het kappen van houtopstanden. Dat staat hier haaks op, maar blijkt onnodig. “Kappen met kappen” dus!? Dat heeft grote voordelen. Riviernatuur is goed voor de natuur in heel Nederland; het liefst in een lang lint langs al onze grote rivieren. Het zou een sterke verbetering van de ecologische verbindingen tussen natuurgebieden betekenen.
Meer biodiversiteit en meer bos
Met het mogelijk maken van natuurontwikkeling met bos in de uiterwaarden is belangrijke winst te boeken. Die winst is het vergroten van de biodiversiteit in het riviergebied. De natuurontwikkeling zorgt ook voor een flinke bijdrage aan de extra te realiseren 37.000 ha. bos in ons land voor 2030 (LNV- Bossenstrategie). Bouwen met de natuur lijkt dus ook hier meer voordeel op te leveren dan bouwen tegen de natuur; d.w.z. ruimte voor de rivier met lege uiterwaarden.
Integraal rivierbeheer
Belangrijke vraag is hoe de nieuwe natuur in te passen in het integrale beheer van onze rivieren. Het gaat daarbij om de samenhang van alle aspecten die voor de waterveiligheid van belang zijn. Uitsluitend enkele pilots realiseren als nieuw begin is daarom niet aan de orde. Een cultuuromslag bij Rijkswaterstaat is daarvoor ook nodig; denken vanuit een laag waterpeil in de rivier naar een hoger peil. Tien centimeter extra ruimte voor natuur is dus nog geen uitgemaakte zaak.
Foto: natuur bij Millingen aan de Rijn
Natuur- en landschapsherstel als onderdeel van de energietransitie
15 februari 2021
Participatie en natuur volwaardige plek in RES
Participatie en natuur moeten een volwaardige plek krijgen in de RES. Dit bericht pronkt op de website van het omgevingsweb: lees deze link: https://lnkd.in/dMDzeBb. Eens met die analyse. Ik voel mij als burger veel te weinig betrokken bij de RES en de gevolgen die dat kan hebben voor de natuur en mijn leefomgeving. Wat hangt ons boven het hoofd in het volgepakte Noord-Holland-Zuid? In veel gemeenten worden de resultaten van de RES-planvorming ingepast in de omgevingsvisies. De participatie die daarvoor wordt georganiseerd laat vaak ook al te wensen over. Het komt dan aan op protest als een concreet project zich aandient. Het gesprek over grootschalig opwekken van wind- of zonne-energie komt dan echt te laat op gang.
Kansen voor een nieuw landschap
Eigenlijk liggen er mooie kansen. Energielandschappen kunnen een verrijking zijn op ons verschraalde landschap; immers sinds 1950 is door de ruilverkaveling, de verstedelijking en de intensivering van de landbouw veel landschap verloren gegaan. En nu liggen er plannen voor meer natuur in heel Nederland en zijn er langer plannen om het areaal aan bos in Nederland uit te breiden. Kansen genoeg dus om al dit mooie beleid te laten samengaan!
Dat vereist wel visie en een actieve opstelling van overheden. Burgers en belanghebbenden dienen daarbij de kans te krijgen om mee te doen. Het nieuwe landschap kan dan ook echt hun landschap worden waar een ieder van kan profiteren en tegelijk agrariërs een rendabel bedrijf kunnen voeren. Als dan ook gekozen wordt voor tenminste 50 procent lokale deelname in grootschalige opwek van zon en of wind, kan een deel van de winst van de energiewinning worden geïnvesteerd in natuur en landschap.
Herstel de rust in de natuur; haal de bezoekersdruk van natuurgebieden!
31 januari 2021
Bezoekersdruk natuurgebieden escaleert
Natuurgebieden zijn in trek in de coronacrisis. De drukte in de natuur lijkt zelfs te escaleren. De NOS berichtte deze week dat een schaapsherder zelfs is bespuugd en dat zijn honden waren getrapt, omdat heetgebakerde landgenoten geen genoegen namen met even moeten wachten op een passerende kudde.
Sterke toename sinds de eerste lockdown
Uit gegevens van Google blijkt dat bezoekersaantallen van natuurgebieden sinds de eerste lockdown gemiddeld met 30 procent toenamen. Het verkeer naar natuurgebieden nam tijdens de eerste lockdown in mei zelfs toe met 75 procent. Het biedt mensen afleiding en ontspanning, maar de natuur heeft eronder te lijden: verstoring van de rust voor het wild en het vertrappen van kwetsbare vegetatie springt het meest in het oog. En ook: wie echte rust en stilte zoekt, hoeft zich niet te vertonen in de weekenden en tegenwoordig zelfs ook door de week.
Verdubbeling aantal bezoekers
Het toegenomen bezoek aan natuurgebieden is al van langere datum. Het bezoek aan het Nationaal Park Kennemerduinen kende enkele jaren geleden al een groeiprognose van tien procent per jaar; dat komt neer op een verdubbeling na ongeveer acht jaar. Hoe nu verder? Omdat de natuur al onder grote druk staat in ons land en er voor de stille natuurgenieter steeds minder te genieten valt, pleit ik onder andere voor het volgende:
Oplossingen
- Herinvoering van de verplichting van lidmaatschap van Vereniging Natuurmonumenten om toegang te krijgen tot hun gebieden (of in ieder geval een selectie daarvan). Gemeente Amsterdam en PWN voeren in de provincie Noord-Holland al een soortgelijke praktijk met een jaarpas of een kaartjesautomaat voor wie enkel op een dag toegang wil krijgen;
- Het stellen van een maximum aantal bezoekers per dag. Dergelijke maatregelen kunnen gelden voor kwetsbare gebieden en voor locaties waar juist voor de echte natuurliefhebber wat te beleven valt. Lang geleden bezocht ik Monomoy Natuurreservaat in Massachusetts en daar gold een maximum van 300 personen. Een stap in de richting kan zijn het ontmoedigen van bezoek door bezoekers te attenderen op de drukte;
- Het beperken van het gebruik van natuurgebieden voor echte natuurbeleving en dus met uitsluiting van sport- en trimactiviteiten zoals wielrennen en mountainbiken.
- Het terugbrengen van parkeergelegenheden bij natuurgebieden. Alweer bijna twintig jaar geleden zijn bij ingangen van het Nationaal Park Kennemerduinen grote parkeerterreinen aangelegd. Deze hebben het bezoek aangemoedigd en zo is ook hierdoor natuurbeleving een massa-consumptieproduct geworden.
Structurele oplossing: meer natuur en recreatief groen
Belangrijke structurele oplossing ligt in de aanleg van meer natuur en recreatief groen. In 2027 moet 80.000 ha. aan nieuwe natuur zijn gerealiseerd. Dat lijkt veel maar is tien procent van wat er nu aan natuur ligt. En het is sterk de vraag of die 80.000 ha. pb wordt gehaald. Grondeigenaren zijn vaak niet genegen mee te werken en de overheid lijkt extra zuinig met geld zodra het om natuuruitbreiding gaat. Het eerste kabinet Rutte bezuinigde fors op de aanleg van natuur. Een geplande aanleg van 600 hectare recreatief groen in de Haarlemmermeer is mede daardoor afgeblazen. Intussen groeit de druk op de natuur, vooral in de Randstad met de bouw van nog eens één miljoen woningen in de komende tien jaar! Daarom pleit ik voor de aanleg van veel meer recreatief groen bij stedelijk gebied dat gefinancierd wordt uit de opbrengsten van de woningbouw.
Klimaatadaptatie; dure Velsense bouwlocatie nieuw hitte-eiland?
5 januari 2021
Géén ruimte voor klimaatadaptatie
Dat ruimte maken voor klimaatadaptatie niet vanzelfsprekend is blijkt ook in de gemeente Velsen. Op de projectlocatie Blekersduin in Santpoort-Zuid gloort een nieuw stuk sterk versteende woonomgeving en een dito winkelgebied: 14 peperdure geschakelde twee-onder-een kapvilla’s, een nieuwe DekaMarkt en een appartementencomplex. Er was klaarblijkelijk geen ruimte voor openbaar groen.
Nieuw hitte-eiland
Gevolg is een nieuw hitte-eiland als de temperatuur opnieuw langdurig boven de 25 graden komt. De bewoners van het appartementencomplex zullen bij hete zomers als gebakken vogeltjes van hun balkonnetjes vallen. Terwijl er een ruime ondergrondse parkeergarage aanwezig is, wordt alle nieuwbouw ook nog rijk geflankeerd met parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen voor het appartementencomplex functioneren als een bakoven op hete zomerdagen. De ruimte wordt namelijk aan twee kanten begrensd met steen; van de appartementen aan de ene zijde en die van de supermarkt aan de andere zijde. Het plein voor de DekaMarkt is al evenzeer een steenvlakte zonder een sprietje groen en ook de luxe villa’s zullen het moeten doen met het eigen particuliere groen.
Alternatieven voor lelijke steenmassa
Al met al een lelijke steenmassa middenin lommerrijk groen Santpoort-Zuid en Bloemendaal-Noord. Het is onbegrijpelijk dat, met alle kennis die er is over klimaatadaptatie, ook bij ambtelijk Velsen, het gemeentebestuur bij de planontwikkeling kennelijk niet in staat is geweest om met de projectontwikkelaar harde afspraken te maken over een echt leefbare wijk met veel groen. Flinke bomen en met groen bedekte parkeerplaatsen en een groen dak op de supermarkt hadden al een dempend effect kunnen hebben op de hitte die nu eenmaal ontstaat in een versteende omgeving. Om nog niet te spreken van de waterafvoer; de duinrel is naar de zijkant van het plangebied geduwd!
Groennorm!
Het goede nieuws is, dat er inmiddels door de raad van gemeente Velsen in 2019 een nieuw groenstructuurplan werd vastgesteld met een groennorm van 15 procent openbaar groen in elk nieuw te ontwikkelen gebied. In hoeverre de nieuwe groennorm mag concurreren met de parkeernorm is de vraag. Op Blekersduin heeft het groen in elk geval duidelijk verloren van het parkeren maar toen dat werd gepland, rond 2015, was er nog geen groennorm…….. Het zou mooi geweest zijn als iets van het voortschrijdende inzicht dat toen al bestond alsnog in de plannen was verwerkt. En ook de projectontwikkelaar had zijn verantwoordelijkheid kunnen nemen.
Laat de bouwsector zelf betalen voor de stikstofopgave
14 december 2020
Integrale aanpak
Bij de aanpak van de stikstofproblematiek redeneert het kabinet sterk vanuit juridische invalshoek. De ecologische kant blijft telkens onderbelicht. Voor een structurele aanpak van de verbetering van de natuur is juist een integrale aanpak op gebiedsniveau gewenst. De bouwsector kan hiertoe zelf het initiatief nemen met behulp van de ‘ADC-toets’. De toets is niet alleen juridisch houdbaar, maar biedt bovendien maatschappelijke voordelen.
ADC-toets
Een plan, project of programma moet de zekerheid bieden dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Is dat niet het geval, dan kan hier alleen toestemming voor worden verleend met het doorlopen van een ADC-toets. Die toets houdt in dat indien er geen alternatieven zijn (A), er sprake is van dwingende redenen (D) van groot openbaar belang er vervolgens compenserende maatregelen (C) worden getroffen.
De (juridische) praktijk
De Habitatrichtlijn noch de Wet natuurbescherming schrijven een bepaalde methode voor ter bepaling van de omvang van het gebied waar de compenserende maatregelen worden getroffen. Ook de hoogste bestuursrechter heeft geen enkele methode aangemerkt als de (enig) juiste. Wat een geschikte methode is, is afhankelijk van de aard van het project en de effecten ervan. Algemeen gesproken geldt het volgende:
- Wanneer is vastgesteld voor welke habitattypen en soorten en in welke omvang binnen het Natura 2000-gebied compensatie nodig is, moet dit worden vertaald naar compenserende maatregelen elders in het gebied of daarbuiten.
- De ecologische effecten van de stikstofdepositie op een bepaald habitattype bepalen de aard van de aantasting en dus ook de richting waarin compensatie gezocht dient te worden.
Financiering
De financiering voor de natuurcompensatie kan worden verhaald op de ontwikkelende partijen zo lang de gemeente dit beleidsmatig goed vastlegt. Dit gaat dan conform de Grexwet en maakt onderdeel uit van de exploitatiebijdrage. Ontwikkelingen dragen dus naar rato bij aan de natuurcompensatie. Dit is maatschappelijk gezien een helder geluid: voor wat hoort wat. Naar verwachting wordt de Grexwet ongewijzigd overgeheveld naar de Omgevingswet.
Link naar artikel in “Tijdschrijft voor Milieu” (2020-4)
Burgerparticipatie neemt druk weg op eerder politiek gevoelig dossier
1 november 2017
De druk lijkt weg te vloeien van een eerder gevoelig dossier: de ontwikkeling van de Zanderij bij Castricum. De gemeente had vier jaar geleden nog mooie plannen in de kast liggen voor het gebied. In het open bollenlandschap tegen het Noord-Hollands duingebied zou wellicht een Landal-vakantiehuisjescomplex komen. De raad was in meerderheid voor maar op het laatste moment ging het plan toch niet door vanwege een strategische grondaankoop van een van de omwonenden.
Er volgde een radiostilte van dik een jaar en daarop volgden de eerste voorzichtige stappen naar een open planproces voor een kadernota voor het 50 ha. grote gebied. Inmiddels is de raad akkoord gegaan met het voorstel om het gebied open te houden en te streven naar een inrichting met natuur. Natuur- en cultuurhistorische aspecten dienen daarbij zoveel mogelijk behouden te blijven. In deze opzet is er ook kans op behoud van de bollenteelt. Voor de gehele ontwikkeling geldt dat die op basis van vrijwilligheid wordt gerealiseerd. Grondeigenaren, omwonenden en lokale maatschappelijke organisaties hebben inmiddels een grote mate van consensus bereikt. Het onderling vertrouwen en begrip is toegenomen. Een enkeling opteert nog wel voor een mogelijkheid met veel woningbouw maar het klimaat is daar helemaal niet meer naar. In het najaar worden de bereikte conclusies nog eens voorgelegd aan een grote groep van belanghebbenden en belangstellenden uit het gebied en daarbuiten. Daarna is de raad aanzet. Grote vraag blijft dan nog wel hoe de gebiedsontwikkeling te financieren. De SKNL-regeling voor het omzetten van landbouwgrond naar natuur biedt wellicht een mogelijkheid maar zal op zichzelf niet voldoende zijn. Natuurbeheerorganisatie PWN stelt zich ook actief op, dus daar liggen ook kansen. Voor de gemeente kans om haar rol als gebiedsregisseur actief voort te zetten om zo mogelijkheden voor samenwerking en financiering te signaleren en te verzilveren.
Dilemma: Biodiversiteit bevorderen of C02 binden
15 maart 2019
Het televisieprogramma Nieuwsuur meldde in haar uitzending op vrijdag 8 maart dat veel bos gekapt wordt voor de aanleg van natuur ter bevordering van de biodiversiteit. Kap van bos ligt altijd gevoelig en dat is nu extra het geval met het belang van CO2-emissiereductie. In bos zit immers veel CO2 opgeslagen. Het meeste hiervan zal bij kap uiteindelijk vrijkomen. Het hout wordt vaak ingezet voor biomassa voor verbranding, papierproductie enz. omdat het meeste hout uit Nederlandse bossen niet geschikt is als bouwmateriaal.
Oud productiebos
Een nuancering op de berichtgeving van Nieuwsuur is op zijn plaats. In de eerste plaats blijkt uit onderzoek van de Landbouwuniversiteit (Schelhaas, 2017: het Nederlandse bos als bron van CO2) dat bij 38 procent van de oppervlakte aan gekapt bos, sprake was van kap voor natuur. Dat is dus ruim minder dan de helft. Bij de kap van die bossen was vaak sprake van oud productiebos met een geringe biodiversiteit. In elk geval kan worden gesteld dat, voor zover er al CO2 bij vrijkomt, die niet van fossiele oorsprong is!
Nader onderzoek verdient de omvang van het CO2-verlies van veenweidegebieden door drainage voor de landbouw. Dit is in Nederland misschien wel veel groter dan door de kap van bossen.
Biodiversiteit op arme gronden
De wens naar meer biodiversiteit moet niet worden afgewogen tegen de noodzaak om CO2 te binden. De kansen voor biodiversiteit liggen vooral op de armere (zand)gronden waar juist ook veel oud productiebos ligt te wachten op kap voor oogsten. Daar is vaak al langer sprake van natuurbeheer. Daarom doet het “conflict” tussen natuur en CO2-binden zich vooral daar voor.
CO2 binden op voedselrijke grond
Er liggen echter kansen voor CO2-binden door aanplant van bossen op plekken waar de mogelijkheden voor biodiversiteit kleiner zijn. Denk aan in onbruik geraakte voedselrijke landbouwgrond bij stedelijk gebied, stroken langs snelwegen, nabij industriegebieden etc. Bijkomend voordeel is dat de groeisnelheid van bomen daar groter kan zijn bij de aanplant van geschikte soorten.
Omgevingsvisie: behoud het oude groen!
15 januari 2019
Oud groen schept veel sfeer en biedt veel toegevoegde waarde. Maar dat mooie oude groen ligt dikwijls onder vuur.
Groensingels, boomgroepen en bossen
Nederland is druk aan het bouwen: woonwijken realiseren, wegen verbreden, windparken aanleggen en nieuwe natuur creëren etc. Het oude groen, zoals groensingels, boomgroepen en bestaande bossen, kan daarbij in de weg staan. De oplossing is snel gevonden: het verwijderen van het oude groen en dit compenseren met de aanplant van nieuw groen of met natuurcompensatie elders. Maar mede hierdoor is in de afgelopen ruim 25 jaar het areaal aan bos toch nog met 5400 hectare afgenomen (Schelhaas et al, vakblad Natuur en Bos, 2017).
Binding CO2
Bovendien is dat oude groen van bijzondere waarde. Behoud van oud bos is van belang voor het binden van CO2. Voor ontbossing wordt aangenomen dat alle biomassa verdwijnt, wat zorgt voor een onmiddellijke uitstoot van een grote hoeveelheid CO2. Opbouw van de koolstofvoorraad in nieuw bos gaat ongeveer een factor veertig langzamer dan de uitstoot bij ontbossing. De opbouw van de voorraad in beheerd bos gaat nog eens een factor drie langzamer.
Balans
Het effect van ontbossing werkt dus heel sterk door in de broeikasgasbalans van bos. Bij de huidige schatting van circa 3000 ha bruto ontbossing per jaar neemt het Nederlandse bos als geheel nog steeds CO2 op, maar bij 4000 ha slaat de balans om (Schelhaas et al, 2017).
Dood hout
Oud groen herbergt ook CO2 door hout. Dood hout wordt nog te vaak onderschat. Dode bomen ziet men veelal als een nutteloze sta-in-de-weg, zeker als ze wandelpaden blokkeren. En dit terwijl ze onmisbaar zijn voor de biodiversiteit. Ze zijn een toprestaurant voor vogels en insecten, die op hun beurt weer bijdragen aan het verspreiden van schimmels voor de snelle afbraak van juist ….. dat dode hout. Mijn insteek bij gebiedsontwikkeling is dan ook het oude groen te zien als een te behouden kwaliteit die veel kan toevoegen aan een gebied: ecologisch, cultuurhistorisch, recreatief en voor het klimaat. Meer informatie: mail hans@waardevolgroen.nl.