Groene gebiedsontwikkeling

MeerBomen.Nu

MeerBomenNu: bijna twee miljoen bomen de grond in!

14 februari 2024

Meer bomen en bos!

Nederland verdient veel meer bomen en bos. Bomen en bossen zijn populair. Ze bieden beschutting en geven al gauw het gevoel in de natuur te zijn. Het gaat er dan wel om welke bomen en bos. Een gemengd loofbos biedt de meeste biodiversiteit. Alweer vier jaar geleden kondigde de toenmalige landbouwminister Schouten aan dat zij, samen met de provincies, tot 2030 37.000 ha nieuw bos wil aanplanten (LNV- Bossenstrategie). Dat is tien procent meer bos dan er nu staat. Hoe het met de uitvoering staat, weet ik niet. ‘Urgenda’ heeft inmiddels, in samenwerking met ‘MEERGroen’ en ‘Caring Farmers’, het voortouw genomen met de actie ‘MeerBomenNu’ (https://meerbomen.nu/).

Gebruik van kansarme, jonge, opschietende  bomen

Dit initiatief onderscheidt zich door gebruik te maken van opschietende jonge bomen. Deze boompjes graven vrijwilligers uit, om die dan elders aan te planten. Het gaat in alle gevallen om inheemse bomen. Ze komen op op plekken waar ze geen kans krijgen tot wasdom te komen, bijvoorbeeld in rietvelden, waar het beheer biotoopbehoud nastreeft.

Burgerinitiatief

Het idee van MeerBomenNu is afkomstig van Franke van der Laan. Op de nationale boomfeestdag in 2008 signaleerde hij dat € 15.000,- voor 10 bomen op een schoolplein wel heel duur was. Bovendien, dat 70% betegelde tuinen (in Hoofddorp) een veel urgenter probleem is. Hij kreeg nul op rekest van de gemeente om daaraan wat te gaan doen. Van der Laan is toen zelf boompjes uit de natuur gaan redden. Hij richtte de ‘Stichting MEERGroen’ op, om zijn acties kracht bij te zetten in zijn eigen gemeente. In 2009 plantte hij de eerste 1.000 exemplaren. Mede door toedoen van de campagne MeerBomenNu zijn we inmiddels bijna 2 miljoen zaailingen in 4 seizoenen verder.

Gratis zaailingen vinden hun weg

De campagne deelt uit aan iedereen die (gratis) zaailingen wil verplanten: dat kunnen zijn boeren, voedselbossen of particulieren. Het verschilt heel erg per provincie wat de locaties zijn. Soms zijn dat voederhagen bij boeren, afscheidingen bij maneges, het realiseren van een voedselbos of het vergroenen van een achtertuin van een particulier. Gemeenten tonen ook steeds meer belangstelling voor de boompjes. De actie draait inmiddels ook in Duitsland, Engeland en Ierland. Een prachtig voorbeeld van burgerinitiatief met een wel heel groot rendement. Zo krijgen Nederland en Europa alsnog meer bomen en bos!


Cranberries in de Krimpenerwaard

Klimaatteelt met cranberry’s

16 januari 2024

Cranberryteelt op veengrond

Flinke opbrengsten van een heel gezond product, op arme grond, zonder toevoeging van mest of chemische bestrijdingsmiddelen? Het kan, met cranberryteelt op veengrond. Het “geheim” zit hem in het vasthouden van het water. Daardoor ontstaat nieuwe veenvorming, met als extra voordeel dat dit ook nog eens veel C02 bindt. Dus goed voor de klimaatbestendigheid en het vastleggen van broeikasgassen. Om nog niet te spreken van de toegenomen biodiversiteit!

Water vasthouden is een drastische wijziging van het beheer van de afgelopen 600 jaar: van oudsher ontwaterden wij het veen. Welk ei van Columbus is hier gevonden en heeft het toekomstperspectief?

Zompige veengrond

Het voelt winters aan op 1 december in de Krimpenerwaard. Agrariër en ondernemer Bart Crouwers opent voor ons het hek van een van zijn percelen van Cranberry Company. We zakken direct met onze bergschoenen weg in het zompige land. Het smakkende geluid van ons voetstappen in het water klinkt als muziek in de oren: hier gebeurt iets speciaals.

Bart Crouwers vertelt: “Het starten van de cranberryteelt vergt de nodige kennis, voorbereiding en ook doorzettingsvermogen”. Eind 2016 begint hij, samen met compagnon Gerard Harleman, aan een combinatie van natuurontwikkeling en cranberryteelt op tien velden, in totaal 19 hectaren groot.

Verzuring

Als start voor de aanplant van de cranberryplanten haalt hij op zeven percelen eerst de voedselrijke toplaag van het land. De eerste jaren groeien er veel pionierskruiden als akkerdistel en ridderzuring. Het gras groeit nog snel.

Naarmate de verzuring vordert krijgen de cranberryplanten het meer naar hun zin. De concurrerende vegetatie wordt minder vitaal of verdwijnt. Egelboterbloem en andere vegetatie die, net als de cranberryplanten, gedijen in een zure en vochtige bodem, komen tot ontwikkeling, maar worden niet dominant. Op sommige plaatsen is de pH-waarde nu zelfs onder de vier. Dat is nog weer gunstiger voor de cranberry’s.

Sponswerking

Voor de velden is een eigen waterpeil gerealiseerd. Het waterbeheer richt zich op het zoveel mogelijk vasthouden van regenwater. De grond is langzaamaan hoger komen te liggen. Bij eenzelfde waterpeil stond het land eerst onder water en nu niet meer. De sponswerking van het veen is optimaal. De grondwaterspiegel is in de winter bol en in de zomer hol. Dat komt door de toegenomen verdamping in de zomer en het feit dat de grond met de naastgelegen watergang wat verder af gelegen is.

Geen bestrijdingsmiddelen of bemesting

Op onze wandeling over het perceel kijken we nog eens rond. De hoge waterstand, het voedselarme milieu en de afwezigheid van chemische bestrijdingsmiddelen faciliteren de biodiversiteit. We zien een gevarieerde plantengroei. Cranberry’s zijn strikt genomen niet inheems, de nauw verwante Rode Bosbes (Vaccinium vitis-idaea) is dat wel. De teelt biedt ruimte voor de ontwikkeling van het oorspronkelijke veenweidebiotoop. Ecologen determineren wel 160 plantensoorten in het gebied. Het insectenleven neemt toe. Mede daardoor is het een aantrekkelijke broedplaats voor weidevogels. De hoge cranberrystruiken bieden schuilmogelijkheden voor jonge vogels.

Vermindering CO2-uitstoot

Omdat de veenbodem permanent vochtig blijft, is de veenoxidatie veel en veel minder en dus ook de CO2-uitstoot met minstens 50% gereduceerd. De berekende reductie is zo’n 6 ton CO2 per ha. Het effect van het gewijzigde beheer (ten opzichte van ontwatering) gaat dus snel. De planten binden voor hun groei kooldioxide uit de lucht. Zolang de bodem vochtig blijft, blijft ook de CO2 in het organisch plantmateriaal zitten. De kleine hoeveelheid methaan die ontsnapt aan het herbevochtigd veen staat niet in verhouding tot de gebonden CO2.

Bedrijfseconomische perspectieven

Bedrijfseconomisch lijken er goede perspectieven voor de teelt.

  • De vraag naar lokaal en biologisch geteelde bessen is groot en “de prijs is goed”, zegt Crouwers.
  • De investeringen liggen vooral in de beginfase, met het geschikt maken van het land voor de teelt. De investeringen in kapitaalgoederen zijn beperkt. Het hoge waterpeil staat gebruik van zware landbouwmachines niet toe. Bij een wat lager waterpeil in het voorjaar is gebruik van een bosmaaier mogelijk voor het bestrijden van overmatige groei van pitrus en andere storingsoorten. Gedurende het groeiseizoen gebeurt dit handmatig.
  • De eerste jaren zijn de inkomsten gering. Met eigen kapitaal compenseerde Cranberry Company het gebrek aan inkomsten. Zodra de zuurgraad van de bodem beneden de pH-waarde van 5 komt, gaan de cranberrystruiken beter groeien en neemt de productie toe. Nadat Crouwers en Harleman in 2022 van 2 hectare al 1,2 ton bessen konden oogsten, waren het er in 2023 al twee ton. De prognose voor 2024 is vier ton.
  • In de tussentijd beginnen al de inkomsten uit CO2-credits.
  • Het inzetten van vrijwilligers voor de oogst roept de vraag op wat het netto-bedrijfsresultaat is met betaalde krachten. Het plan is dat uiteindelijk – als de velden goed zijn ontwikkeld – bijna alles machinaal kan worden geoogst.

Aanzienlijke klimaatwinst

Er is aanzienlijke klimaatwinst te boeken met het verhogen van de waterstand in veenweidegebieden. Eenmaal thuis, warm achter de computer, ga ik het eens na.

  • Nederland heeft ongeveer 290.000 hectare aan veenweidegebied (ongeveer twee keer de provincie Utrecht);
  • Hiervan is 223.000 hectare voor landbouw;
  • Door oxidatie van het veen bij een lage grondwaterstand gaat daar jaarlijks ongeveer 2000 hectare vanaf;
  • Kwakkernaat et.al. (2010) becijferden dat de jaarlijkse CO2-emissie van veengronden gelijk staat aan ongeveer 2 miljoen auto’s.
Toekomstperspectief

Inmiddels zijn veel initiatieven in gang gezet om de bodemdaling in het veenweidegebied te stoppen en daarmee dus ook de oxidatie en CO2-emissie. Het Veenweiden Innovatiecentrum helpt met het ontwikkelen van allerlei initiatieven. Gedacht wordt aan vezelteelt, het verstoppen van het veen onder een nieuwe laag grond, vee houden op hoog water, etc. Mij lijkt de teelt van cranberry’s wel één van de meest klimaatvriendelijke keuzes met toekomstperspectief.


zonneveld-met-schapen_800x598_5TJ

Aandachtspunten bij het realiseren van zon- en windenergie in het landelijk gebied

29 augustus 2022

Het realiseren van zonne- en windenergie in het landelijk gebied ontmoet vrijwel altijd weerstand bij omwonenden. Hoe dan te werk te gaan? Hiervoor bestaat geen eenduidig recept. Onder andere de volgende aspecten verdienen in elk geval zorgvuldige aandacht:

  1. Het startpunt: vanuit welke besluit handelt het college van B&W. Gezien de grote controverse die gepaard gaat met het zoeken naar geschikte locaties voor zonne- en windenergie lijkt een breed gedragen raadsbesluit wenselijk. Ook van belang is hoe dit tot stand gekomen is. Maar ook daarna kan nog altijd behoefte bestaan aan een gesprek over dat besluit.
  2. De rol en de invulling van het participatieproceshet relevante gesprek dat gevoerd gaat worden is van groot belang. Belanghebbenden en vooral tegenstanders zijn vaak vooral gebaat bij een zo breed mogelijk ingezette vraagstelling. Voor de gemeente kan dat leiden tot vertraging en herhaling van zetten. De kunst is om dit laatste te voorkomen en tegelijk opening te bieden om alle relevante aspecten bij grootschalige opwek in het buitengebied aan bod te laten komen.
  3. Historie: Wat heeft zich al afgespeeld en hoe ga je daarmee om? Bij de zoektocht naar geschikte locaties voor wind- en zonne-energie is vrijwel altijd sprake van eerdere contacten tussen gemeente en belanghebbenden. Vaak is er sprake van oud zeer en beschadigd vertrouwen. Het is van belang om eerst de tijd te nemen om aan de relatie te werken, om daarna constructief in gesprek te kunnen komen met elkaar.
  4. Een goede timing van de start van een zoektocht naar geschikte locaties voor zonne- en windenergie in het landelijk gebied is cruciaal. Naderende raadsverkiezingen kunnen de basis voor gesprek aan het wankelen brengen. Dat geldt ook voor rechtelijke uitspraken over bijvoorbeeld geluidscontouren. Wachten tot er wel duidelijkheid is, kan veel discussie voorkomen of wegnemen.
  5. Goede voorbeelden in de nabije omgeving: Goed voorbeeld doet volgen en kan stimulerend werken in de discussies over de landschappelijke impact. Voor windturbines geldt dat de impact van de hoogte op het landschap moeilijk in te schatten is. Voor zonne-velden is de inpassing in het landschap en uit het zicht houden van omwonenden en recreanten weer cruciaal. Belangrijk punt is ook de mogelijkheid voor meervoudig grondgebruik voor recreatie en natuur.
  6. Medestanders voor duurzame opwek: Lokale energiecoöperaties kunnen steun bieden of zelfs het voortouw nemen. Benut hun kennis, netwerk en ervaring. Gezien de voorwaarde uit het klimaatakkoord van 50 procent lokale deelname zelfs onontbeerlijk en een mooi startpunt voor burgerparticipatie.
  7. Gebiedsontwikkeling als aanpak: Benut kansen om het realiseren van zon- en windenergie in een breder kader te plaatsen van het te ontwikkelen gebied. Welke wensen leven er vanuit de omgeving om de leefkwaliteit te verbeteren en kunnen die dan tegelijk worden meegenomen.

Meer weten? Mail hans@waardevolgroen.nl

verticale ruimte voor de natuur

Verticale ruimte voor de rivier vraagt om een kanteling van denken

5 oktober 2021

Verticale ruimte voor de rivier

De makers van TU Delft DeltaLinks presenteerden op 5 oktober j.l. in een webinar het nieuwe concept Verticale ruimte voor de rivier. Het gaat hierbij om een waterpeilstijging van tenminste 10 centimeter om zo de ontwikkeling van natuur met veel bos in de uiterwaarden mogelijk te maken. Bomen zorgen namelijk voor stuwing van het water en verhogen dus het waterpeil. Uit modelberekeningen van TU Delft Deltalinks blijkt dat die opstuwing prima door dijkverhoging is op te vangen in het lopende dijkversterkingsprogramma: een eerste modelberekening laat zien dat de extra dijkversterkingskosten ongeveer even hoog zijn als de besparing op veiligheidsbeheerkosten.

Kappen met kappen

In de huidige praktijk is bij het beheer vooral sprake van het kappen van houtopstanden. Dat staat hier haaks op, maar blijkt onnodig. “Kappen met kappen” dus!? Dat heeft grote voordelen. Riviernatuur is goed voor de natuur in heel Nederland; het liefst in een lang lint langs al onze grote rivieren. Het zou een sterke verbetering van de ecologische verbindingen tussen natuurgebieden betekenen.

Meer biodiversiteit en meer bos

Met het mogelijk maken van natuurontwikkeling met bos in de uiterwaarden is belangrijke winst te boeken. Die winst is het vergroten van de biodiversiteit in het riviergebied. De natuurontwikkeling zorgt ook voor een flinke bijdrage aan de extra te realiseren 37.000 ha. bos in ons land voor 2030 (LNV- Bossenstrategie). Bouwen met de natuur lijkt dus ook hier meer voordeel op te leveren dan bouwen tegen de natuur; d.w.z. ruimte voor de rivier met lege uiterwaarden.

Integraal rivierbeheer

Belangrijke vraag is hoe de nieuwe natuur in te passen in het integrale beheer van onze rivieren. Het gaat daarbij om de samenhang van alle aspecten die voor de waterveiligheid van belang zijn. Uitsluitend enkele pilots realiseren als nieuw begin is daarom niet aan de orde. Een cultuuromslag bij Rijkswaterstaat is daarvoor ook nodig; denken vanuit een laag waterpeil in de rivier naar een hoger peil. Tien centimeter extra ruimte voor natuur is dus nog geen uitgemaakte zaak.

Foto: natuur bij Millingen aan de Rijn

 

Zonnepark - www.waardevolgroen.nl

Natuur- en landschapsherstel als onderdeel van de energietransitie

15 februari 2021
Participatie en natuur volwaardige plek in RES

Participatie en natuur moeten een volwaardige plek krijgen in de RES. Dit bericht pronkt op de website van het omgevingsweb: lees deze link: https://lnkd.in/dMDzeBb. Eens met die analyse. Ik voel mij als burger veel te weinig betrokken bij de RES en de gevolgen die dat kan hebben voor de natuur en mijn leefomgeving. Wat hangt ons boven het hoofd in het volgepakte Noord-Holland-Zuid? In veel gemeenten worden de resultaten van de RES-planvorming ingepast in de omgevingsvisies. De participatie die daarvoor wordt georganiseerd laat vaak ook al te wensen over. Het komt dan aan op protest als een concreet project zich aandient.  Het gesprek over grootschalig opwekken van wind- of zonne-energie komt dan echt te laat op gang.

Kansen voor een nieuw landschap

Eigenlijk liggen er mooie kansen. Energielandschappen kunnen een verrijking zijn op ons verschraalde landschap; immers sinds 1950 is door de ruilverkaveling, de verstedelijking en de intensivering van de landbouw veel landschap verloren gegaan.  En nu liggen er plannen voor meer natuur in heel Nederland en zijn er langer plannen om het areaal aan bos in Nederland uit te breiden. Kansen genoeg dus om al dit mooie beleid te laten samengaan!

Dat vereist wel visie en een actieve opstelling van overheden. Burgers en belanghebbenden dienen daarbij de kans te krijgen om mee te doen.  Het nieuwe landschap kan dan ook echt hun landschap worden waar een ieder van kan profiteren en tegelijk agrariërs een rendabel bedrijf kunnen voeren. Als dan ook gekozen wordt voor tenminste 50 procent lokale deelname in grootschalige opwek van zon en of wind, kan een deel van de winst van de energiewinning worden geïnvesteerd in natuur en landschap.

 

#druktenatuurgebieden

Herstel de rust in de natuur; haal de bezoekersdruk van natuurgebieden!


31 januari 2021
Bezoekersdruk natuurgebieden escaleert

Natuurgebieden zijn in trek in de coronacrisis. De drukte in de natuur lijkt zelfs te escaleren. De  NOS berichtte deze week dat een schaapsherder zelfs is bespuugd en dat zijn honden waren getrapt, omdat heetgebakerde landgenoten geen genoegen namen met even moeten wachten op een passerende kudde.

Sterke toename sinds de eerste lockdown

Uit gegevens van Google blijkt dat bezoekersaantallen van natuurgebieden sinds de eerste lockdown gemiddeld met 30 procent toenamen. Het verkeer naar natuurgebieden nam tijdens de eerste lockdown in mei zelfs toe met 75 procent. Het biedt mensen afleiding en ontspanning, maar de natuur heeft eronder te lijden: verstoring van de rust voor het wild en het vertrappen van kwetsbare vegetatie springt het meest in het oog. En ook: wie echte rust en stilte zoekt, hoeft zich niet te vertonen in de weekenden en tegenwoordig zelfs ook door de week.

Verdubbeling aantal bezoekers

Het toegenomen bezoek aan natuurgebieden is al van langere datum. Het bezoek aan het Nationaal Park Kennemerduinen kende enkele jaren geleden al een groeiprognose van tien procent per jaar; dat komt neer op een verdubbeling na ongeveer acht jaar. Hoe nu verder? Omdat de natuur al onder grote druk staat in ons land en er voor de stille natuurgenieter steeds minder te genieten valt, pleit ik onder andere voor het volgende:

Oplossingen
  • Herinvoering van de verplichting van lidmaatschap van Vereniging Natuurmonumenten om toegang te krijgen tot hun gebieden (of in ieder geval een selectie daarvan). Gemeente Amsterdam en PWN voeren in de provincie Noord-Holland al een soortgelijke praktijk met een jaarpas of een kaartjesautomaat voor wie enkel op een dag toegang wil krijgen;
  • Het stellen van een maximum aantal bezoekers per dag. Dergelijke maatregelen kunnen gelden voor kwetsbare gebieden en voor locaties waar juist voor de echte natuurliefhebber wat te beleven valt. Lang geleden bezocht ik Monomoy Natuurreservaat in Massachusetts en daar gold een maximum van 300 personen. Een stap in de richting kan zijn het ontmoedigen van bezoek door bezoekers te attenderen op de drukte;
  • Het beperken van het gebruik van natuurgebieden voor echte natuurbeleving en dus met uitsluiting van sport- en trimactiviteiten zoals wielrennen en mountainbiken.
  • Het terugbrengen van parkeergelegenheden bij natuurgebieden. Alweer bijna twintig jaar geleden zijn bij ingangen van het Nationaal Park Kennemerduinen grote parkeerterreinen aangelegd. Deze hebben het bezoek aangemoedigd en zo is ook hierdoor natuurbeleving een massa-consumptieproduct geworden.
Structurele oplossing: meer natuur en recreatief groen

Belangrijke structurele oplossing ligt in de aanleg van meer natuur en recreatief groen. In 2027 moet 80.000 ha. aan nieuwe natuur zijn gerealiseerd. Dat lijkt veel maar is tien procent van wat er nu aan natuur ligt. En het is sterk de vraag of die 80.000 ha. pb wordt gehaald. Grondeigenaren zijn vaak niet genegen mee te werken en de overheid lijkt extra zuinig met geld zodra het om natuuruitbreiding gaat. Het eerste kabinet Rutte bezuinigde fors op de aanleg van natuur. Een geplande aanleg van 600 hectare recreatief groen in de Haarlemmermeer is mede daardoor afgeblazen. Intussen groeit de druk op de natuur, vooral in de Randstad met de bouw van nog eens één miljoen woningen in de komende tien jaar! Daarom pleit ik voor de aanleg van veel meer recreatief groen bij stedelijk gebied dat gefinancierd wordt uit de opbrengsten van de woningbouw.

#hittestress

Klimaatadaptatie; dure Velsense bouwlocatie nieuw hitte-eiland?

5 januari 2021

Géén ruimte voor klimaatadaptatie

Dat ruimte maken voor klimaatadaptatie niet vanzelfsprekend is blijkt ook in de gemeente Velsen. Op de projectlocatie Blekersduin in Santpoort-Zuid gloort een nieuw stuk sterk versteende woonomgeving en een dito winkelgebied: 14 peperdure geschakelde twee-onder-een kapvilla’s, een nieuwe DekaMarkt en een appartementencomplex. Er was klaarblijkelijk geen ruimte voor openbaar groen.

Nieuw hitte-eiland

Gevolg is een nieuw hitte-eiland als de temperatuur opnieuw langdurig boven de 25 graden komt. De bewoners van het appartementencomplex zullen bij hete zomers als gebakken vogeltjes van hun balkonnetjes vallen. Terwijl er een ruime ondergrondse parkeergarage aanwezig is, wordt alle nieuwbouw ook nog rijk geflankeerd met parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen voor het appartementencomplex functioneren als een bakoven op hete zomerdagen. De ruimte wordt namelijk aan twee kanten begrensd met steen; van de appartementen aan de ene zijde en die van de supermarkt aan de andere zijde. Het plein voor de DekaMarkt is al evenzeer een steenvlakte zonder een sprietje groen en ook de luxe villa’s zullen het moeten doen met het eigen particuliere groen.

Alternatieven voor lelijke steenmassa

Al met al een lelijke steenmassa middenin lommerrijk groen Santpoort-Zuid en Bloemendaal-Noord. Het is onbegrijpelijk dat, met alle kennis die er is over klimaatadaptatie, ook bij ambtelijk Velsen, het gemeentebestuur bij de planontwikkeling kennelijk niet in staat is geweest om met de projectontwikkelaar harde afspraken te maken over een echt leefbare wijk met veel groen. Flinke bomen en met groen bedekte parkeerplaatsen en een groen dak op de supermarkt hadden al een dempend effect kunnen hebben op de hitte die nu eenmaal ontstaat in een versteende omgeving. Om nog niet te spreken van de waterafvoer; de duinrel is naar de zijkant van het plangebied geduwd!

Groennorm!

Het goede nieuws is, dat er inmiddels door de raad van gemeente Velsen in 2019 een nieuw groenstructuurplan werd vastgesteld met een groennorm van 15 procent openbaar groen in elk nieuw te ontwikkelen gebied. In hoeverre de nieuwe groennorm mag concurreren met de parkeernorm is de vraag. Op Blekersduin heeft het groen in elk geval duidelijk verloren van het parkeren maar toen dat werd gepland, rond 2015, was er nog geen groennorm…….. Het zou mooi geweest zijn als iets van het voortschrijdende inzicht dat toen al bestond alsnog in de plannen was verwerkt. En ook de projectontwikkelaar had zijn verantwoordelijkheid kunnen nemen.

www.waardevolgroen.nl

Laat de bouwsector zelf betalen voor de stikstofopgave

14 december 2020
Integrale aanpak

Bij de aanpak van de stikstofproblematiek redeneert het kabinet sterk vanuit juridische invalshoek. De ecologische kant blijft telkens onderbelicht. Voor een structurele aanpak van de verbetering van de natuur is juist een integrale aanpak op gebiedsniveau gewenst. De bouwsector kan hiertoe zelf het initiatief nemen met behulp van de ‘ADC-toets’. De toets is niet alleen juridisch houdbaar, maar biedt bovendien maatschappelijke voordelen.

ADC-toets

Een plan, project of programma moet de zekerheid bieden dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Is dat niet het geval, dan kan hier alleen toestemming voor worden verleend met het doorlopen van een ADC-toets. Die toets houdt in dat indien er geen alternatieven zijn (A), er sprake is van dwingende redenen (D) van groot openbaar belang er vervolgens compenserende maatregelen (C) worden getroffen.

De (juridische) praktijk

De Habitatrichtlijn noch de Wet natuurbescherming schrijven een bepaalde methode voor ter bepaling van de omvang van het gebied waar de compenserende maatregelen worden getroffen. Ook de hoogste bestuursrechter heeft geen enkele methode aangemerkt als de (enig) juiste. Wat een geschikte methode is, is afhankelijk van de aard van het project en de effecten ervan. Algemeen gesproken geldt het volgende:

  • Wanneer is vastgesteld voor welke habitattypen en soorten en in welke omvang binnen het Natura 2000-gebied compensatie nodig is, moet dit worden vertaald naar compenserende maatregelen elders in het gebied of daarbuiten.
  • De ecologische effecten van de stikstofdepositie op een bepaald habitattype bepalen de aard van de aantasting en dus ook de richting waarin compensatie gezocht dient te worden.
Financiering

De financiering voor de natuurcompensatie kan worden verhaald op de ontwikkelende partijen zo lang de gemeente dit beleidsmatig goed vastlegt. Dit gaat dan conform de Grexwet en maakt onderdeel uit van de exploitatiebijdrage. Ontwikkelingen dragen dus naar rato bij aan de natuurcompensatie. Dit is maatschappelijk gezien een helder geluid: voor wat hoort wat. Naar verwachting wordt de Grexwet ongewijzigd overgeheveld naar de Omgevingswet.

Link naar artikel in “Tijdschrijft voor Milieu” (2020-4)
Projectontwikkeling - www.waardevolgroen.nl

Burgerparticipatie neemt druk weg op eerder politiek gevoelig dossier

1 november 2017

De druk lijkt weg te vloeien van een eerder gevoelig dossier: de ontwikkeling van de Zanderij bij Castricum. De gemeente had vier jaar geleden nog mooie plannen in de kast liggen voor het gebied. In het open bollenlandschap tegen het Noord-Hollands duingebied zou wellicht een Landal-vakantiehuisjescomplex komen. De raad was in meerderheid voor maar op het laatste moment ging het plan toch niet door vanwege een strategische grondaankoop van een van de omwonenden.

Er volgde een radiostilte van dik een jaar en daarop volgden de eerste voorzichtige stappen naar een open planproces voor een kadernota voor het 50 ha. grote gebied. Inmiddels is de raad akkoord gegaan met het voorstel om het gebied open te houden en te streven naar een inrichting met natuur. Natuur- en cultuurhistorische aspecten dienen daarbij zoveel mogelijk behouden te blijven. In deze opzet is er ook kans op behoud van de bollenteelt. Voor de gehele ontwikkeling geldt dat die op basis van vrijwilligheid wordt gerealiseerd. Grondeigenaren, omwonenden en lokale maatschappelijke organisaties hebben inmiddels een grote mate van consensus bereikt. Het onderling vertrouwen en begrip is toegenomen. Een enkeling opteert nog wel voor een mogelijkheid met veel woningbouw maar het klimaat is daar helemaal niet meer naar. In het najaar worden de bereikte conclusies nog eens voorgelegd aan een grote groep van belanghebbenden en belangstellenden uit het gebied en daarbuiten. Daarna is de raad aanzet. Grote vraag blijft dan nog wel hoe de gebiedsontwikkeling te financieren. De SKNL-regeling voor het omzetten van landbouwgrond naar natuur biedt wellicht een mogelijkheid maar zal op zichzelf niet voldoende zijn. Natuurbeheerorganisatie PWN stelt zich ook actief op, dus daar liggen ook kansen. Voor de gemeente kans om haar rol als gebiedsregisseur actief voort te zetten om zo mogelijkheden voor samenwerking en financiering te signaleren en te verzilveren.