biodiversiteit
Klimaatteelt met cranberry’s
16 januari 2024
Cranberryteelt op veengrond
Flinke opbrengsten van een heel gezond product, op arme grond, zonder toevoeging van mest of chemische bestrijdingsmiddelen? Het kan, met cranberryteelt op veengrond. Het “geheim” zit hem in het vasthouden van het water. Daardoor ontstaat nieuwe veenvorming, met als extra voordeel dat dit ook nog eens veel C02 bindt. Dus goed voor de klimaatbestendigheid en het vastleggen van broeikasgassen. Om nog niet te spreken van de toegenomen biodiversiteit!
Water vasthouden is een drastische wijziging van het beheer van de afgelopen 600 jaar: van oudsher ontwaterden wij het veen. Welk ei van Columbus is hier gevonden en heeft het toekomstperspectief?
Zompige veengrond
Het voelt winters aan op 1 december in de Krimpenerwaard. Agrariër en ondernemer Bart Crouwers opent voor ons het hek van een van zijn percelen van Cranberry Company. We zakken direct met onze bergschoenen weg in het zompige land. Het smakkende geluid van ons voetstappen in het water klinkt als muziek in de oren: hier gebeurt iets speciaals.
Bart Crouwers vertelt: “Het starten van de cranberryteelt vergt de nodige kennis, voorbereiding en ook doorzettingsvermogen”. Eind 2016 begint hij, samen met compagnon Gerard Harleman, aan een combinatie van natuurontwikkeling en cranberryteelt op tien velden, in totaal 19 hectaren groot.
Verzuring
Als start voor de aanplant van de cranberryplanten haalt hij op zeven percelen eerst de voedselrijke toplaag van het land. De eerste jaren groeien er veel pionierskruiden als akkerdistel en ridderzuring. Het gras groeit nog snel.
Naarmate de verzuring vordert krijgen de cranberryplanten het meer naar hun zin. De concurrerende vegetatie wordt minder vitaal of verdwijnt. Egelboterbloem en andere vegetatie die, net als de cranberryplanten, gedijen in een zure en vochtige bodem, komen tot ontwikkeling, maar worden niet dominant. Op sommige plaatsen is de pH-waarde nu zelfs onder de vier. Dat is nog weer gunstiger voor de cranberry’s.
Sponswerking
Voor de velden is een eigen waterpeil gerealiseerd. Het waterbeheer richt zich op het zoveel mogelijk vasthouden van regenwater. De grond is langzaamaan hoger komen te liggen. Bij eenzelfde waterpeil stond het land eerst onder water en nu niet meer. De sponswerking van het veen is optimaal. De grondwaterspiegel is in de winter bol en in de zomer hol. Dat komt door de toegenomen verdamping in de zomer en het feit dat de grond met de naastgelegen watergang wat verder af gelegen is.
Geen bestrijdingsmiddelen of bemesting
Op onze wandeling over het perceel kijken we nog eens rond. De hoge waterstand, het voedselarme milieu en de afwezigheid van chemische bestrijdingsmiddelen faciliteren de biodiversiteit. We zien een gevarieerde plantengroei. Cranberry’s zijn strikt genomen niet inheems, de nauw verwante Rode Bosbes (Vaccinium vitis-idaea) is dat wel. De teelt biedt ruimte voor de ontwikkeling van het oorspronkelijke veenweidebiotoop. Ecologen determineren wel 160 plantensoorten in het gebied. Het insectenleven neemt toe. Mede daardoor is het een aantrekkelijke broedplaats voor weidevogels. De hoge cranberrystruiken bieden schuilmogelijkheden voor jonge vogels.
Vermindering CO2-uitstoot
Omdat de veenbodem permanent vochtig blijft, is de veenoxidatie veel en veel minder en dus ook de CO2-uitstoot met minstens 50% gereduceerd. De berekende reductie is zo’n 6 ton CO2 per ha. Het effect van het gewijzigde beheer (ten opzichte van ontwatering) gaat dus snel. De planten binden voor hun groei kooldioxide uit de lucht. Zolang de bodem vochtig blijft, blijft ook de CO2 in het organisch plantmateriaal zitten. De kleine hoeveelheid methaan die ontsnapt aan het herbevochtigd veen staat niet in verhouding tot de gebonden CO2.
Bedrijfseconomische perspectieven
Bedrijfseconomisch lijken er goede perspectieven voor de teelt.
- De vraag naar lokaal en biologisch geteelde bessen is groot en “de prijs is goed”, zegt Crouwers.
- De investeringen liggen vooral in de beginfase, met het geschikt maken van het land voor de teelt. De investeringen in kapitaalgoederen zijn beperkt. Het hoge waterpeil staat gebruik van zware landbouwmachines niet toe. Bij een wat lager waterpeil in het voorjaar is gebruik van een bosmaaier mogelijk voor het bestrijden van overmatige groei van pitrus en andere storingsoorten. Gedurende het groeiseizoen gebeurt dit handmatig.
- De eerste jaren zijn de inkomsten gering. Met eigen kapitaal compenseerde Cranberry Company het gebrek aan inkomsten. Zodra de zuurgraad van de bodem beneden de pH-waarde van 5 komt, gaan de cranberrystruiken beter groeien en neemt de productie toe. Nadat Crouwers en Harleman in 2022 van 2 hectare al 1,2 ton bessen konden oogsten, waren het er in 2023 al twee ton. De prognose voor 2024 is vier ton.
- In de tussentijd beginnen al de inkomsten uit CO2-credits.
- Het inzetten van vrijwilligers voor de oogst roept de vraag op wat het netto-bedrijfsresultaat is met betaalde krachten. Het plan is dat uiteindelijk – als de velden goed zijn ontwikkeld – bijna alles machinaal kan worden geoogst.
Aanzienlijke klimaatwinst
Er is aanzienlijke klimaatwinst te boeken met het verhogen van de waterstand in veenweidegebieden. Eenmaal thuis, warm achter de computer, ga ik het eens na.
- Nederland heeft ongeveer 290.000 hectare aan veenweidegebied (ongeveer twee keer de provincie Utrecht);
- Hiervan is 223.000 hectare voor landbouw;
- Door oxidatie van het veen bij een lage grondwaterstand gaat daar jaarlijks ongeveer 2000 hectare vanaf;
- Kwakkernaat et.al. (2010) becijferden dat de jaarlijkse CO2-emissie van veengronden gelijk staat aan ongeveer 2 miljoen auto’s.
Toekomstperspectief
Inmiddels zijn veel initiatieven in gang gezet om de bodemdaling in het veenweidegebied te stoppen en daarmee dus ook de oxidatie en CO2-emissie. Het Veenweiden Innovatiecentrum helpt met het ontwikkelen van allerlei initiatieven. Gedacht wordt aan vezelteelt, het verstoppen van het veen onder een nieuwe laag grond, vee houden op hoog water, etc. Mij lijkt de teelt van cranberry’s wel één van de meest klimaatvriendelijke keuzes met toekomstperspectief.
Een andere omgang met ruimte en natuur betekent een andere kijk op duurzaamheid!
26 september 2022
Economische, sociale en ecologische grenzen
Op dinsdag meldde de regering in de Troonrede dat „onze huidige manier van leven stuit op economische, sociale en ecologische grenzen”. Nederland is volgens het kabinet-Rutte IV en de Koning toe aan „een andere economie en arbeidsmarkt. Een andere omgang met ruimte en natuur. Andere manieren van wonen, werken, ondernemen en reizen. En andere vormen van samenleven.”
Grenzen van het watersyteem
Dat we tegen die grenzen aanlopen illustreert een bericht op de NOS-app van vanochtend: De VEWIN, de landelijke koepel van drinkwaterbedrijven, meldt in een nieuw rapport dat het watersysteem tegen zijn grenzen aan loopt. Niet alleen de beschikbaarheid, ook de kwaliteit van drinkwater verslechtert. Drinkwaterbronnen raken namelijk steeds meer vervuild door landbouw, industrie en huishoudens. Het kabinet wil bijna een miljoen nieuwe woningen bouwen tot 2030 maar het is de vraag of die van water zijn te voorzien(!), zo staat in het bericht. Moeten er nieuwe bronnen worden aangeboord of is het zaak het waterverbruik te verminderen, of beide?
Échte duurzaamheid
Mijns inziens ligt er een dieper liggend vraagstuk achter en dat is hoe wij met Moeder Aarde om wensen te gaan; een andere kijk op duurzaamheid. In mijn woorden de échte duurzaamheid! Het water vraagstuk is niet los te zien van ons energieverbruik, de (te grote) schaal waarop onze economie is georganiseerd, het belang van het ecologisch evenwicht en de biodiversiteit die daarmee samenhangt. En ook hier speelt de groei van de bevolking binnen onze landsgrenzen; kan ons land die 20 miljoen inwoners wel aan? Het vergt mijns inziens een ander denkniveau dat ik in mijn boek wil gaan presenteren als bron van inspiratie.
Verticale ruimte voor de rivier vraagt om een kanteling van denken
5 oktober 2021
Verticale ruimte voor de rivier
De makers van TU Delft DeltaLinks presenteerden op 5 oktober j.l. in een webinar het nieuwe concept Verticale ruimte voor de rivier. Het gaat hierbij om een waterpeilstijging van tenminste 10 centimeter om zo de ontwikkeling van natuur met veel bos in de uiterwaarden mogelijk te maken. Bomen zorgen namelijk voor stuwing van het water en verhogen dus het waterpeil. Uit modelberekeningen van TU Delft Deltalinks blijkt dat die opstuwing prima door dijkverhoging is op te vangen in het lopende dijkversterkingsprogramma: een eerste modelberekening laat zien dat de extra dijkversterkingskosten ongeveer even hoog zijn als de besparing op veiligheidsbeheerkosten.
Kappen met kappen
In de huidige praktijk is bij het beheer vooral sprake van het kappen van houtopstanden. Dat staat hier haaks op, maar blijkt onnodig. “Kappen met kappen” dus!? Dat heeft grote voordelen. Riviernatuur is goed voor de natuur in heel Nederland; het liefst in een lang lint langs al onze grote rivieren. Het zou een sterke verbetering van de ecologische verbindingen tussen natuurgebieden betekenen.
Meer biodiversiteit en meer bos
Met het mogelijk maken van natuurontwikkeling met bos in de uiterwaarden is belangrijke winst te boeken. Die winst is het vergroten van de biodiversiteit in het riviergebied. De natuurontwikkeling zorgt ook voor een flinke bijdrage aan de extra te realiseren 37.000 ha. bos in ons land voor 2030 (LNV- Bossenstrategie). Bouwen met de natuur lijkt dus ook hier meer voordeel op te leveren dan bouwen tegen de natuur; d.w.z. ruimte voor de rivier met lege uiterwaarden.
Integraal rivierbeheer
Belangrijke vraag is hoe de nieuwe natuur in te passen in het integrale beheer van onze rivieren. Het gaat daarbij om de samenhang van alle aspecten die voor de waterveiligheid van belang zijn. Uitsluitend enkele pilots realiseren als nieuw begin is daarom niet aan de orde. Een cultuuromslag bij Rijkswaterstaat is daarvoor ook nodig; denken vanuit een laag waterpeil in de rivier naar een hoger peil. Tien centimeter extra ruimte voor natuur is dus nog geen uitgemaakte zaak.
Foto: natuur bij Millingen aan de Rijn
Laat de bouwsector zelf betalen voor de stikstofopgave
14 december 2020
Integrale aanpak
Bij de aanpak van de stikstofproblematiek redeneert het kabinet sterk vanuit juridische invalshoek. De ecologische kant blijft telkens onderbelicht. Voor een structurele aanpak van de verbetering van de natuur is juist een integrale aanpak op gebiedsniveau gewenst. De bouwsector kan hiertoe zelf het initiatief nemen met behulp van de ‘ADC-toets’. De toets is niet alleen juridisch houdbaar, maar biedt bovendien maatschappelijke voordelen.
ADC-toets
Een plan, project of programma moet de zekerheid bieden dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast. Is dat niet het geval, dan kan hier alleen toestemming voor worden verleend met het doorlopen van een ADC-toets. Die toets houdt in dat indien er geen alternatieven zijn (A), er sprake is van dwingende redenen (D) van groot openbaar belang er vervolgens compenserende maatregelen (C) worden getroffen.
De (juridische) praktijk
De Habitatrichtlijn noch de Wet natuurbescherming schrijven een bepaalde methode voor ter bepaling van de omvang van het gebied waar de compenserende maatregelen worden getroffen. Ook de hoogste bestuursrechter heeft geen enkele methode aangemerkt als de (enig) juiste. Wat een geschikte methode is, is afhankelijk van de aard van het project en de effecten ervan. Algemeen gesproken geldt het volgende:
- Wanneer is vastgesteld voor welke habitattypen en soorten en in welke omvang binnen het Natura 2000-gebied compensatie nodig is, moet dit worden vertaald naar compenserende maatregelen elders in het gebied of daarbuiten.
- De ecologische effecten van de stikstofdepositie op een bepaald habitattype bepalen de aard van de aantasting en dus ook de richting waarin compensatie gezocht dient te worden.
Financiering
De financiering voor de natuurcompensatie kan worden verhaald op de ontwikkelende partijen zo lang de gemeente dit beleidsmatig goed vastlegt. Dit gaat dan conform de Grexwet en maakt onderdeel uit van de exploitatiebijdrage. Ontwikkelingen dragen dus naar rato bij aan de natuurcompensatie. Dit is maatschappelijk gezien een helder geluid: voor wat hoort wat. Naar verwachting wordt de Grexwet ongewijzigd overgeheveld naar de Omgevingswet.
Link naar artikel in “Tijdschrijft voor Milieu” (2020-4)
Dilemma: Biodiversiteit bevorderen of C02 binden
15 maart 2019
Het televisieprogramma Nieuwsuur meldde in haar uitzending op vrijdag 8 maart dat veel bos gekapt wordt voor de aanleg van natuur ter bevordering van de biodiversiteit. Kap van bos ligt altijd gevoelig en dat is nu extra het geval met het belang van CO2-emissiereductie. In bos zit immers veel CO2 opgeslagen. Het meeste hiervan zal bij kap uiteindelijk vrijkomen. Het hout wordt vaak ingezet voor biomassa voor verbranding, papierproductie enz. omdat het meeste hout uit Nederlandse bossen niet geschikt is als bouwmateriaal.
Oud productiebos
Een nuancering op de berichtgeving van Nieuwsuur is op zijn plaats. In de eerste plaats blijkt uit onderzoek van de Landbouwuniversiteit (Schelhaas, 2017: het Nederlandse bos als bron van CO2) dat bij 38 procent van de oppervlakte aan gekapt bos, sprake was van kap voor natuur. Dat is dus ruim minder dan de helft. Bij de kap van die bossen was vaak sprake van oud productiebos met een geringe biodiversiteit. In elk geval kan worden gesteld dat, voor zover er al CO2 bij vrijkomt, die niet van fossiele oorsprong is!
Nader onderzoek verdient de omvang van het CO2-verlies van veenweidegebieden door drainage voor de landbouw. Dit is in Nederland misschien wel veel groter dan door de kap van bossen.
Biodiversiteit op arme gronden
De wens naar meer biodiversiteit moet niet worden afgewogen tegen de noodzaak om CO2 te binden. De kansen voor biodiversiteit liggen vooral op de armere (zand)gronden waar juist ook veel oud productiebos ligt te wachten op kap voor oogsten. Daar is vaak al langer sprake van natuurbeheer. Daarom doet het “conflict” tussen natuur en CO2-binden zich vooral daar voor.
CO2 binden op voedselrijke grond
Er liggen echter kansen voor CO2-binden door aanplant van bossen op plekken waar de mogelijkheden voor biodiversiteit kleiner zijn. Denk aan in onbruik geraakte voedselrijke landbouwgrond bij stedelijk gebied, stroken langs snelwegen, nabij industriegebieden etc. Bijkomend voordeel is dat de groeisnelheid van bomen daar groter kan zijn bij de aanplant van geschikte soorten.
Omgevingsvisie: behoud het oude groen!
15 januari 2019
Oud groen schept veel sfeer en biedt veel toegevoegde waarde. Maar dat mooie oude groen ligt dikwijls onder vuur.
Groensingels, boomgroepen en bossen
Nederland is druk aan het bouwen: woonwijken realiseren, wegen verbreden, windparken aanleggen en nieuwe natuur creëren etc. Het oude groen, zoals groensingels, boomgroepen en bestaande bossen, kan daarbij in de weg staan. De oplossing is snel gevonden: het verwijderen van het oude groen en dit compenseren met de aanplant van nieuw groen of met natuurcompensatie elders. Maar mede hierdoor is in de afgelopen ruim 25 jaar het areaal aan bos toch nog met 5400 hectare afgenomen (Schelhaas et al, vakblad Natuur en Bos, 2017).
Binding CO2
Bovendien is dat oude groen van bijzondere waarde. Behoud van oud bos is van belang voor het binden van CO2. Voor ontbossing wordt aangenomen dat alle biomassa verdwijnt, wat zorgt voor een onmiddellijke uitstoot van een grote hoeveelheid CO2. Opbouw van de koolstofvoorraad in nieuw bos gaat ongeveer een factor veertig langzamer dan de uitstoot bij ontbossing. De opbouw van de voorraad in beheerd bos gaat nog eens een factor drie langzamer.
Balans
Het effect van ontbossing werkt dus heel sterk door in de broeikasgasbalans van bos. Bij de huidige schatting van circa 3000 ha bruto ontbossing per jaar neemt het Nederlandse bos als geheel nog steeds CO2 op, maar bij 4000 ha slaat de balans om (Schelhaas et al, 2017).
Dood hout
Oud groen herbergt ook CO2 door hout. Dood hout wordt nog te vaak onderschat. Dode bomen ziet men veelal als een nutteloze sta-in-de-weg, zeker als ze wandelpaden blokkeren. En dit terwijl ze onmisbaar zijn voor de biodiversiteit. Ze zijn een toprestaurant voor vogels en insecten, die op hun beurt weer bijdragen aan het verspreiden van schimmels voor de snelle afbraak van juist ….. dat dode hout. Mijn insteek bij gebiedsontwikkeling is dan ook het oude groen te zien als een te behouden kwaliteit die veel kan toevoegen aan een gebied: ecologisch, cultuurhistorisch, recreatief en voor het klimaat. Meer informatie: mail hans@waardevolgroen.nl.
Groen en natuur in en om de stad
1 mei 2017
Het realiseren van groen en natuur in en rond de steden kan rekenen op veel steun, maar komt nog niet echt van de grond.
Bouwopgave
Groen en natuur betekenen waardevermeerdering van vastgoed en zijn goed voor de gezondheid en leefbaarheid. In de crisistijd vanaf 2008 waren er initiatieven om braakliggende terreinen te benutten voor stadslandbouw. Zoals in Delft het programma “Gebruik de lege ruimte”. Elders, zoals in Zaanstad, zijn “tiny forests”aangeplant. Dergelijke initiatieven lijken nu steeds minder kans te maken. De grondprijzen stijgen weer. De insteek is nu eerder onze steden te verdichten om daarmee het buitengebied te sparen. De bouwopgave is gigantisch groot; in de noordvleugel van de randstad alleen al 250.000 woningen.
Groen vroeg inbrengen
Waar liggen de kansen? Binnen de stadsgrenzen liggen die bij de herontwikkeling van kantoor- en bedrijfsgebieden. Zo wordt het oude waterrijke bedrijfsterrein de Achtersluispolder in Zaanstad omgevormd tot een stadswijk. Daar liggen unieke kansen voor natte natuur met veel groen en mogelijkheden voor recreatie. Het zal daar de kunst zijn “groen” vroeg in te brengen in het planproces.
De biodiversiteit van de stedelijke natuur is gebaat met aantakking aan een robuust netwerk van natuur buiten de stad. De gezondheid van de mens en een veerkrachtige natuur zijn daarbij zeer gebaat. Het landelijk gebied bevat nu veel steriel groen (Engels Raaigras). De uitdaging is multifunctioneel groen met waarde voor natuur, recreatie en sport. Een mooi voorbeeld is het plan voor een groen netwerk in het Noordzeekanaalgebied.
Burgersteun koppelen aan financiering
Verdere verdichting is dus niet wenselijk als daarmee het groen en de kansen voor natuur en groen in en rond de steden verdwijnen. Hoe nu de kansen voor meer natuur in en om de stad te verzilveren? Bijvoorbeeld door burgersteun en initiatieven te koppelen aan financieringsmogelijkheden uit de private, particuliere en publieke sectoren. Meer informatie: hans@waardevolgroen.nl.
Voedselbos in stadsparken
15 maart 2018
Stadsparken worden steeds belangrijker. Bij mijn opdracht voor gemeente Rijswijk dient het landschapsplan voor het Wilhelminapark te zorgen voor een verrijking van de natuur én voor meer recreatie. Beide functies kunnen worden gecombineerd door het aanleggen van een voedselbos.
Permacultuur
Het doel van een voedselbos is gezond en verantwoord voedsel te produceren in combinatie met de natuur op basis van permacultuur. Met permacultuur ontwerp je een eetbaar landschap dat zichzelf in stand houdt. Dat wordt gedaan door het stimuleren van de biodiversiteit. De natuur moet als het ware het werk doen.
Zeven lagen
De basisopbouw van voedselbossen bestaat uit zeven lagen, zoals beschreven door Robert Hart:
1. kroonlaag (climaxbomen) bestaande uit originele en aangeplante grote bomen;
2. lage boomlaag bestaande uit kleinere noten- of fruitbomen;
3. struiklaag van fruit en heesters;
4. kruidlaag van meerjarige groenten en kruiden;
5. bodembedekkers;
6. ondergronds: planten met eetbare wortels en knollen;
7. klimmers: verticale laag van klimmende planten en struiken.
Gezonde voeding
De aanleg van een voedselbos kan dus meerdere doelen dienen en er toe bijdragen dat de betrokkenheid van omwonenden bij het beheer van het bos verbetert. Bovendien draagt het bij aan bewustwording van het belang van gezonde voeding en het eten met de seizoenen. Voedselproducten uit bossen zoals bessen en noten bevatten bovendien anti-oxidanten en zijn daarom van extra belang voor een gezonde stofwisseling.
Meer informatie: hans@waardevolgroen.nl.